Geschiedenis

1. Onderzoek
Vóór de werkzaamheden in 2016 is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de bodem pollenonderzoek te verrichten om meer te weten te komen over de ontwikkeling van het gebied, de begroeiing en het gebruik door de mens. Tevens zijn al in een eerder stadium archeologische onderzoeken (o.a. opgravingen) gedaan in de directe omgeving van het gebied (Castiliëlaan, Bedrijventerrein Ekkersrijt, Blixembosch-Noord).

Foto: jagers en verzamelaars (Graffiti Ikea-tunnel door Studio Giftig)

2. Steentijd (300.000 – 2.000 v. Chr.)
In deze tijd vormde het beekdal een moerassige laagte met langzaam stromend, ondiep open water. Het omliggende landschap had een gesloten karakter en kenmerkte zich door dennenbossen. Er zijn geen aanwijzingen voor menselijk ingrijpen in het beekdal. Aannemelijk is dat er wel jager-verzamelaars zijn geweest. In de omgeving zijn vuursteenresten aangetroffen, pijlpunten, mesjes en schrabbers. Daarmee werd het jachtwild geschoten, gevild en in stukken gesneden. Dit wild, dat bestond uit oerrund, edelhert, wild zwijn en bever, leefde in het beekdal of kwam daar drinken.

3. Bronstijd en IJzertijd (2.000 – 12 v. Chr.)
Deze periode werd gekenmerkt door een warmer klimaat en daardoor een hogere waterspiegel en een wijziging in de structuur van de bossen. Daarbij nam het aandeel dennen af ten gunste van het aandeel loofbomen. Op de hogere delen ontstond een gemengd loofbos. Op de nattere delen in het beekdal groeiden elzenbossen. De wat hoger gelegen gronden werden vanaf de bronstijd gebruikt voor landbouw. Op de akkertjes werden granen verbouwd als emmertarwe, gerst en pluimgierst. Bomen werden gekapt voor huizenbouw en voor brandhout. In die tijd stond er veel eik, els, es en hazelaar .
Onder het verkeersknooppunt bij Ikea was in de bronstijd eeuwenlang een gehucht van meerdere boerderijen rond een tweetal grafheuvels. Ook zijn boerderijen uit de ijzertijd gevonden. Later in de ijzertijd werd deze locatie verlaten en werden vestigingen gesticht op Aanschot, Hoeven, Castiliëlaan en Blixembosch. In de ijzertijd groeide de bevolking in het stroomgebied van Groote Beek en Dommel aanzienlijk. Vaak was toentertijd sprake van zogenaamde zwervende erven, waarbij om de 20 – 30 jaar van locatie werd veranderd als gevolg van uitputting van de grond.

4. Romeinse tijd (12 v. Chr. – 450 na Chr.)
Bij de aanleg van het industrieterrein Ekkersrijt zijn sporen van een nederzetting uit de Romeinse tijd aangetroffen. Minstens twaalf grote gebouwen zijn teruggevonden, gemaakt van houten staanders en met leem bepleisterde wanden. Er is fraai aardewerk gevonden en munten hetgeen wijst op de vruchtbaarheid van de grond. Er waren namelijk overschotten die als handelswaar werden gebruikt.
Waarschijnlijk was er in deze tijd al een belangrijke verbindingsweg langs Dommel en Groote Beek met voorden (oversteekplaatsen) of bruggen bij Ekkersrijt en in Son.
In de loop van de derde eeuw na Chr. zijn de Romeinse nederzettingen verlaten, mede door toenemende aanvallen van Germanen van over de Rijn. Er ontstond daarna in het beekdal weer oerbos. Er woonden gedurende enkele honderden jaren nog maar zeer weinig mensen.

5. Middeleeuwen (450 – 1500 na Chr.)
Pas in de loop van de achtste eeuw vinden we weer sporen van bewoning bij Blixembosch en Aanschot. In de tiende eeuw stond daar een grote boerderij met diverse bijgebouwen, zes waterputten, een omheining van greppels en een palissade van palen. Van deze periode zijn meerdere gebruiksvoorwerpen en ook siervoorwerpen gevonden. Skeletten zijn opgegraven van rund, paard en varken.
Er zijn duidelijke aanwijzingen dat in de Late Middeleeuwen (globaal vanaf het jaar 1200) sprake is geweest van akkerbouw op de hoger gelegen gronden nabij het beekdal. In die periode verplaatsten de boeren hun huizen naar de rand van het beekdal. Het is waarschijnlijk in deze periode geweest dat de beek is gegraven en de beemden zijn aangelegd om de ontwatering van het gebied te bevorderen. Het wordt aannemelijk geacht dat in deze periode de boeren ook gebruik maakten van de aanwezige leem (van goede kwaliteit) om zelf bakstenen te maken in zogenaamde veldbrandovens.

Foto: vrouw met vuurklok (Graffiti Ikea-tunnel door Studio Giftig)

Ook kenmerkt deze periode zich doordat de boeren hun akkers gingen verbeteren door het opbrengen van dikke lagen plaggen en mest. Dit deel van Brabant kent de dikste plaggendekken van heel Europa. Volgens sommige archeologen is dat een bewijs dat deze techniek om vruchtbaardere gronden te krijgen in deze streek is bedacht. De boeren besteedden heel wat energie aan grondverzet!
De landinrichting van die tijd met zijn greppels en zijn zandpaden is eeuwenlang praktisch onveranderd gebleven.
Verder buiten het beekdal was eeuwenlang sprake van ‘woeste gronden’ zoals de Bestse Heide in het noorden, de Esperheide in het oosten en de Woenselse Heide in het zuiden. Deze gebieden werden gebruikt voor begrazing. Water werd gewonnen in diverse waterkuilen.

6. Nieuwe tijd (1500 – 1945 na Chr.)
Voor deze tijd geldt eigenlijk hetzelfde als voor de Late Middeleeuwen. De natte gronden in het beekdal waren niet geschikt te maken voor akkerbouw. Niettemin bleven de beemden wel belangrijk voor de boeren en wel als hooiland. We moeten ons realiseren dat in die tijden de boeren over het algemeen kleinschalige gemengde bedrijfjes hadden. Door het gebruik van het beekdal als hooiland had de boer veel meer wintervoer ter beschikking voor het vee. De hoeveelheid wintervoer bepaalde hoeveel vee de boer kon houden. Dit bepaalde vervolgens hoeveel mest er werd geproduceerd. Op haar beurt bepaalde de hoeveelheid geproduceerde mest hoeveel akkers de boer vruchtbaar kon houden. De beemden bepaalden dus mede de welvaart van de boer. Houtopstanden werden gebruikt als geriefhout (brandstof en bouwmateriaal). Op kaarten van rond 1900, de zogenaamde Bonnebladen (zie bijlage 3), is de structuur van het beekdal al aanwezig zoals die nu ook nog is te zien (het al eerder beschreven visgraatlandschap). Aangenomen wordt dat in de tweede helft van de 19de eeuw de beek grotendeels rechtgetrokken is. De dekzandruggen ter weerszijden kenmerkten zich door grote akkerarealen. Hier ontwikkelden zich ook de bewoningskernen als Hoeven en Aanschot. Feitelijk is het beekdal en het gebruik daarvan in meer dan 700 jaren nauwelijks veranderd tot de opdringende stad Eindhoven uiteindelijk het gebied heeft omsingeld. Dit gebeurde aan het einde van de twintigste eeuw. Het buurtschap Aanschot bestaat ook nu nog maar de boeren daar benutten de Beemden niet meer. Het buurtschap Hoeven is verdwenen onder snelweg en industrieterrein.

7. Heden en Toekomst
De Aanschotse Beemden zijn nu een levende herinnering aan deze historie van honderden jaren en fungeren daarbij ook als recreatief park voor omwonenden en liefhebbers van groen en natuur. Dit is ook de bedoeling van de gemeente die het gebied in 2001 de functie “Multifunctioneel groen” heeft gegeven. Dat wil zeggen dat een balans wordt gezocht tussen landschappelijk en ecologisch groen enerzijds en recreatief gebruik anderzijds. Doel is het in contact brengen van de stedeling met het landschap om rust te brengen als tegenwicht tegen de drukte van de stad.
Met de aanpassingen van het gebied eind 2016 is hiervoor de basis gelegd. Het gebied zal beheerd worden met als doel de natuurwaarden te behouden of waar mogelijk te verbeteren met in acht name van een goede toegankelijkheid voor wandelaars.

tekst : Jos de Bruijn, Addy van Dijk, Adrie Jüngst en Femke Soontiëns van IVN